De klimaatverandering, schaarste aan grondstoffen en de grote milieu-impact van de bouw maakt het urgenter dan ooit om de bouwpraktijk, ook binnen de grond-, weg- en waterbouw, te herzien. Een deel van de oplossing komt uit onverwachte hoek; de grootschalige toepassing van hout.
We bouwen al eeuwenlang bruggen van hout en andere biobased materialen als riet en stro, maar sinds de industriële revolutie is hout vervangen door beton, metalen en later kunststof. Deze niet-hernieuwbare materialen hebben een grote impact op het milieu. Het is tijd materialen te gebruiken met een minder negatieve, zelfs positieve, impact op het milieu: duurzaam geproduceerd hout of andere hernieuwbare materialen, zoals riet, vlas en hars. Sinds de VPRO Tegenlicht-serie ‘Houtbouwers’ (2019) is steeds meer aandacht voor de biobased transitie.
Hoe mooi zou het zijn om in de toekomst alleen nog gebruik te maken van natuurlijke reststromen? Materialen die aangroeien, tijdens de groei CO2 uit de lucht halen en altijd beschikbaar zijn?
In een circulaire economie delen we de circulatie van materialen op in twee aparte kringlopen: de bio-cycle en de techno-cycle. Wanneer de consumptie in balans is met het vermogen van de bio-cyclus om grondstoffen op te nemen en te regenereren, kunnen we organische grondstoffen eindeloos opnieuw introduceren.
Waar bevinden we ons in de transitie naar een meer biobased economie?
Binnen De Bouwcampus werken we aan opschaling en versnelling van de transitie.
Urgentie en focus ten aanzien van biobased ambities ontbreken bij overheden
Waar voor sommige transitieopgaven concrete doelstellingen zijn geformuleerd (denk aan Nederland circulair in 2050 en energieneutraal in 2030), is dat voor de transitie naar een biobased economie veel minder het geval. Al helemaal binnen de grond-, weg- en waterbouw. Duurzaamheid en circulariteit zijn vaak niet weg te denken uit beleidskaders van overheden. Zelden worden concrete beleidsdoelstellingen geformuleerd ten aanzien van hernieuwbare materialen.
De markt is er klaar voor
Tijdens de verdiepende sessies van het traject ‘Materialen met Toekomst:Hout in de GWW’ lieten diverse ingenieurs, ontwerpbureaus en bouwers aan de hand van inspirerende voorbeelden zien wat mogelijk is met hout en hybride constructies. Hoewel de focus voornamelijk op houten fietsbruggen lag, is ook geleerd van houten (hybride) viaducten, passerelles en beweegbare bruggen. Daarnaast zijn verschillende materialen, verschillende houtsoorten (van tropisch hout tot lokaal hout) en andere bioafbreekbare materialen met elkaar vergeleken.
De belangrijkste les uit deze inspirerende voorbeelden is dat er ontzettend veel kennis binnen handbereik is. En dat veel interessante duurzame ontwerpen nog te vaak op de plank blijven liggen. Hieruit blijkt dat opdrachtgevers weinig mogelijkheid zien het ontwerp in te passen in het areaal, terwijl er vaak een grote vervangingsopgave is en veel stedelijk gebied ontwikkeld wordt in de grote steden. Hoe kan de vraag en het aanbod van biobased bruggen beter op elkaar aansluiten? Allereerst door het schetsen van een stip op de horizon.
Wees je bewust van feiten en fabels
Het is belangrijk dat de urgentie van bouwen met hernieuwbare materialen gevoeld wordt binnen alle lagen van de organisatie. Er zijn momenteel nog veel fabels overheersend binnen overheidsorganisaties; hout is bouwtechnisch minderwaardig, slecht voor het milieu en de bossen, duurder dan andere materialen of niet voldoende beschikbaar. Haal de juiste kennis in huis om feiten van fabels te onderscheiden.
Sta ergens voor
Tijdens de verdiepende sessies is veel aandacht besteed aan casuïstiek. We bespraken de totstandkoming van bruggen die zijn gemaakt van houten restmateriaal (Nijmegen) of juist van harsen en vlassen (Ritsumasyl) of een bijzonder ontwerp hadden (Sneek). Opvallend is dat deze bruggen er vrijwel allemaal zijn gekomen doordat een bestuurder een ambitie uitsprak om bijvoorbeeld zo veel mogelijk hernieuwbare materialen te gebruiken. Met bestuurlijk draagvlak krijgt het proces vleugels. Bij de brug in Ritsumasyl is een proeftuin voor verschillende biobased materialen tot stand gekomen die zonder de wens van de gedeputeerde waarschijnlijk was uitgebleven.
Het is belangrijk voor een gemeente of provincie ergens voor te staan. Zo heeft de wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid in Amsterdam uitgesproken een bepaald percentage houten woningen in de stad te willen. Een gewaagde uitspraak die de markt uitdaagt nog meer kennis op te doen in bouwen met hout. Het zou de grond-, weg- en waterbouw ook helpen als er bestuurders zijn die bewust de wens uitspreken een bepaald percentage van het areaal in hernieuwbare materialen te bouwen. Het is belangrijk deze ambitie te borgen binnen de organisatie en te vatten in beleidskaders, inkoopbeleid, aanbestedingsdocumenten en uitvoeringsplannen.
Het juiste materiaal op de juiste plek
Tijdens de verdiepende sessies is kennisgemaakt met bruggen van uiteenlopende materialen. Van tropisch hout tot gerecycled hout en andere biobased materialen. Hieruit bleek dat stedenbouwkundigen bepalend kunnen zijn in de voorkeur voor een materiaal. In stedelijke context wordt vaak voor staal of beton gekozen, omdat dit beter zou passen in de omgeving. Gelukkig zien we ook veel hybride varianten, een mix tussen hout, stalen en betonelementen. We geven opdrachtgevers mee: het draait om het juiste materiaal op de juiste plek maar… gebruik biobased materialen als het kan, beton of staal als het moet!
Weet aan welke knoppen je kunt draaien
Levensduur is typisch een knop waaraan je kunt draaien binnen aanbestedingen. Bij goede detaillering hoeft een levensduur van 100 jaar geen probleem te zijn voor een houten brug. Toch adviseren we een levensduur van 80 jaar aan te houden, omdat meer (lokale) houttypen dan gebruikt kunnen worden.
Daarnaast is het uitvragen op basis van Milieukosten Indicator (MKI) een steeds meer voorkomend verschijnsel. Een houten fietsbrug heeft een lagere MKI dan andere materialen en wordt dus sneller door de markt aangeboden als op een lage MKI wordt uitgevraagd.
De opkomst bij de verdiepende sessies, die gratis en openbaar waren, was hoog. Vaak tussen de 40 en 95 deelnemers, veelal vanuit gemeenten, provincies en waterschappen. Bij de overgang naar de volgende fase, waarin binnen kleinere coalities een concretiseringsslag gemaakt werd met een (seriematige)aanbesteding, was veel minder animo. De helft van de opdrachtgevers gaf aan niet de ruimte te ervaren om een vervolgtraject in te gaan. Met die informatie in het achterhoofd adviseren wij managers om hier ruimte en tijd voor te maken binnen de organisatie.
Veel deelnemers hadden moeite het circulair beleid naar uitvoering te vertalen. Door het 'niet weten' ontstaat onzekerheid. Laat je daarom inspireren door andere biobased voorbeelden en breng eigen casuïstiek in. Onzekerheid en leren horen bij transities, dus omarm dit in het leerproces. Vooral rondom nieuwere biobased materialen, zoals harsen en vlassen, is ruimte voor leren om te innoveren belangrijk. Werken in bouwteams met verschillende expertises helpt hier ook bij.
Probeer tot slot voorbij ‘pilots’ te denken. Om echt impact te maken en CO2 te verlagen, is het belangrijk te denken in termen van opschaling en versnelling.
De Bouwcampus biedt in samenwerking met PIANOo, Rijkswaterstaat, Provincie Noord-Holland, Centrum Hout en FSC, twee trajecten aan om opdrachtgevers te faciliteren bij de stap van beleid naar uitvoering:
Interesse? Mail naar
Materialen met Toekomst: Hout in de GWW is een traject mogelijk gemaakt door De Bouwcampus binnen de opgave Vervanging & Renovatie Infrastructuur. Doel is het ontwikkelen van een innovatieve aanpak om de omvangrijke vervangings- en renovatieopgave van infrastructuur duurzaam, betaalbaar en met zo min mogelijk hinder te realiseren. Ben je niet bekend met De Bouwcampus? Bezoek onze site.
Wil je weten op welke manieren je je bij De Bouwcampus Community kunt aansluiten?
015-20 26 070